De AFM sluit arbeidsovereenkomsten met haar werknemers, waarin een eenzijdig wijzigingsbeding is opgenomen. In de arbeidsovereenkomst wordt ook een collectieve pensioenregeling van toepassing verklaard. Voor de voorwaarden van deze pensioenregeling wordt verwezen naar het pensioenreglement. Partijen zijn het erover eens dat in de pensioenregeling ook een eenzijdig wijzigingsbeding is opgenomen.
Onderdeel van de pensioentoezegging is verder een toeslagregeling conform de algemene (niet-incidentele) loonontwikkeling bij de werkgever over het voorgaande kalenderjaar. In het betreffende artikel is opgenomen dat voor de toeslagregeling géén reserve wordt gevormd, maar deze voldaan wordt door de werkgever. Ook is opgenomen dat het bestuur jaarlijks beslist in hoeverre de pensioenaanspraken worden aangepast.
In 2016 heeft de AFM haar pensioenregeling gewijzigd. Een van de wijzigingen was het schrappen van de bovenstaande toeslagregeling voor reeds opgebouwde pensioenaanspraken van actieve deelnemers. De nieuwe toeslagregeling omvatte een volledig voorwaardelijke regeling, waarbij het bestuur jaarlijks beslist in hoeverre pensioenaanspraken worden aangepast. Een aantal werknemers kon zich hierin niet vinden.
Al eerder oordeelde de kantonrechter dat de AFM hiertoe had mogen overgaan. Het gerechtshof had dit oordeel echter teruggedraaid[2], nu zij vond dat sprake was van schending van artikel 20 Pensioenwet:
“In geval van een wijziging van een pensioenovereenkomst worden de voor de aanspraakgerechtigden tot het tijdstip van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens het bepaalde in de artikelen 76, 78, 83 en 134.”
Om die reden stelde de AFM cassatie in.
De Hoge Raad is nu tot het oordeel gekomen dat AFM wél gerechtigd was de toeslagregeling te beëindigen c.q. te wijzigen. Zij onderbouwt dit standpunt met de volgende overwegingen.
Toeslagen kunnen onderscheiden worden in onvoorwaardelijke toeslagen en voorwaardelijke toeslagen. Onvoorwaardelijke toeslagen zijn vanaf het moment van overeenkomen onderdeel van de pensioenaanspraak. Binnen de onvoorwaardelijke toeslagen kan weer onderscheid gemaakt worden tussen absoluut onvoorwaardelijke toeslagen die zijn overeengekomen tot pensionering en onvoorwaardelijke toeslagen met het voorwaardelijke element van deelname aan de pensioenregeling. De eerste vorm moet meteen op voorhand gefinancierd worden, de tweede vorm niet.
De Hoge Raad is van mening dat de toeslagregeling van de AFM onder de tweede categorie valt en dus wél degelijk een voorwaardelijk aspect kent. Immers er moet sprake zijn van actief deelnemerschap aan de pensioenregeling. Wordt het deelnemerschap beëindigd, dan vervalt ook het recht op onvoorwaardelijke indexatie.
Om die reden is geen sprake van een verplichting voor de AFM om de toeslagregeling op voorhand te financieren, welke verplichting ook niet is opgenomen in de pensioenregeling of de uitvoeringsovereenkomst. Nu op voorhand de toeslagregeling niet is gefinancierd, valt deze volgens de Hoge Raad dan ook niet onder de werking van artikel 20 Pensioenwet.
De bijzonder bescherming van artikel 20 Pensioenwet is volgens de Hoge Raad alleen van toepassing op een toeslagregeling als al vermogen is afgezonderd danwel had moeten worden afgezonderd ter financiering van de toeslagregeling. Nu hiervan geen sprake is, mocht de regeling derhalve gewijzigd worden.
Met dit arrest haalt de Hoge Raad een zwaard van Damocles weg bij de AFM en een aantal andere werkgevers en pensioenfondsen. Immers, AFM was niet de enige die de toeslagregeling op deze wijze had aangepast. De AFM had, gezien het oordeel van het Gerechtshof, al een voorziening getroffen. Een onvoorwaardelijke toeslagregeling blijkt echter dus toch niet zo onvoorwaardelijk als de betrokken werknemers dachten. Het is en blijft dan ook van belang om goed in beeld te hebben wat is overeengekomen tussen werkgever en werknemer.
[1] Hoge Raad, 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:661
[2] Gerechtshof Amsterdam, 3 november 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2930
Mr. Linda Evers MPLA
Associate Partner bij
Gommer & Partners Pensioen Advocaten
Linda adviseert in de volle breedte over alle thema’s die op pensioengebied spelen, waarbij zij zich heeft gespecialiseerd in de problematieken rondom de verplichte deelneming aan bedrijfstakpensioenfondsen en in de pensioendiscussies die voortvloeien uit een schending van de zorgplicht.